Vooruitzichten economische groei
De vooruitzichten voor economische groei zijn – na de uitbundige hersteljaren na corona – gematigd. De economische groei zal naar verwachting de komende jaren rond de 1,5 procent per jaar bedragen. Dat is ongeveer de helft van de groei die Nederland historisch boekte in de periode 1970-2008. Het houdt niet over dus. Dat komt deels door de zwakke wereldhandel. De wereldhandelsgroei is met 3 procent per jaar ook de helft van het historische gemiddelde van 1970-2008. Dat komt mede door alle geopolitieke spanningen, het aanhoudende handelsconflict tussen China en de VS, de ontregelde productieketens na corona en de doelbewuste reshoringsactiviteiten van bedrijven.
Positief nieuws is dat de dubbele inflatiecijfers in een paar jaar tijd weer zijn teruggebracht tot normalere niveaus. De inflatie daalt hard, niet alleen omdat de energie- en voedselprijzen weer ongeveer op niveaus van 2021 zijn gekomen. Ook zien we dat de loonstijgingen afzwakken. Dat is goed nieuws; het gevaar van een loon-prijsspiraal is geweken. De verwachtingen van het CPB zijn dat per 2025 de lonen sinds 2021 met 19 procent zijn gestegen. Daarmee hebben ze bijna alle inflatie – 20 procent over diezelfde periode – goedgemaakt.
De loondruk houdt niet alleen aan vanwege de inflatie, maar ook vanwege aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt. Het aantal vacatures is nog altijd hoger dan het aantal werklozen en naar verwachting van het CPB blijft dat ook de komende jaren zo. Na de zakelijke dienstverlening wordt de krapte op de arbeidsmarkt vooral veroorzaakt door de overheid. Die vraagt veel personeel in de zorg, het onderwijs en bij defensie. De werkloosheid zal door de wat lagere groeicijfers de komende jaren wel licht oplopen en daarmee de krapte op de arbeidsmarkt verminderen.
De centrale banken hebben historisch ongekende renteverhogingen doorgevoerd. De ECB heeft de beleidsrente in snelle en grote stappen van nul tot ruim 4 procent verhoogd. Het is een wonder dat dit is gebeurd zonder een noemenswaardige recessie of toename van de werkloosheid. Tegelijkertijd heeft het ECB-beleid ervoor gezorgd dat de inflatieverwachtingen van de financiële markten al die tijd op de doelstelling van de centrale banken zijn blijven liggen. Markten verwachten dat de inflatiedoelstelling van 2 procent weer in 2025 binnen bereik is. Het mag een ongekend succes worden genoemd dat de centrale banken zo’n zachte landing van de economie hebben weten te bewerkstelligen na zo’n inflatiepiek.
Tegelijkertijd zijn – in het kielzog van de ECB – de rentes op overheids- en bedrijfsleningen wel toegenomen. De Nederlandse overheid betaalt nu ongeveer 2,5 procent rente voor een 10-jaars staatslening, ruim 2,5 procent meer dan een paar jaar geleden. De kapitaalkosten van bedrijven zijn door de hogere rentes ook toegenomen. Beleggers vragen nu hogere rendementen op ondernemingsvermogen. De financiële markten wijzen er echter op dat de grootste pijn inmiddels is geleden. De markten hebben een renteverlaging van de ECB al in geprijsd; die gaat van zo’n 4 procent nu, dalen naar 2,5 procent over een jaar of twee.
Verwachting komende jaren
Wat gaat er nu de komende jaren gebeuren? Om die vraag te beantwoorden is het nodig om de economische film van de afgelopen 15 jaar af te spelen. In de periode van 2008 tot 2019 kenmerkte de economie zich door een Japan-scenario van 'langdurige stagnatie'. Er was te weinig vraag in de economie ten opzichte van het aanbod door structurele factoren die het aanbod van besparingen verhogen en de investeringsvraag verlagen. Denk aan vergrijzing, groeiende ongelijkheid in inkomen en vermogen, vertragende technische ontwikkeling en afbouw van schulden na de bankencrisis en de eurocrisis. Daardoor daalde de evenwichtsrente in de economie – de rente waarbij de vraag gelijk wordt aan het potentiële aanbod en de inflatie op de doelstelling ligt van de centrale bank. De rente van de centrale banken belandde vervolgens op ondergrens van rond de nul. Zij moesten toen hun toevlucht nemen tot allerlei onconventioneel beleid – zoals het opkopen van staatsobligaties – om de economie te stimuleren en te voorkomen dat de inflatie stelselmatig onder de doelstelling van 2 procent kwam.
Dat veranderde op slag. Eerst door corona en toen de energiecrisis. In de periode van 2020-2022 was er juist weinig aanbod en veel vraag in de economie waardoor de inflatie als een duiveltje uit een doosje omhoog schoot. Het aanbod was laag door allerlei negatieve aanbodschokken. Door de steunmaatregelen van de overheid – zoals de NOW-regeling – zaten veel werknemers nog in de verkeerde banen. De grote arbeidsmarktkrapte droeg daarmee bij aan de veel hogere inflatie. Daarnaast zorgden de lockdowns voor ontwrichting van de wereldwijde productieketens. Met de invasie van Oekraïne schoten de energie-, voedsel- en grondstoffenprijzen omhoog. Gedurende deze periode liep de wereldhandel schade op, dat ook uitwerkt als een negatieve aanbodschok.
De vraag was daarnaast hoog door de inhaalvraag. Consumenten en bedrijven hadden jarenlang geld opgepot en dat vloog na de opheffing van de lockdowns als een klodder ketchup de economie in. De vraag werd verder aangejaagd door wereldwijd zeer ruim begrotingsbeleid en een aanvankelijk ruim monetair beleid, dat aanhield tot aan de energiecrisis.
De afgelopen paar jaar (2022-2024) kenmerkte zich door aanhoudende vraag. Maar de vraag werd wel afgeremd door de hoge rentes van de centrale banken. Tegelijkertijd herstelde ook het aanbod in de economie zich doordat de aanbodschokken langzaam wegebden. De energie- en voedselprijzen normaliseerden weer. Net als de transportkosten en sommige grondstoffenprijzen. Centrale banken wisten een onbevlekte disinflatie te realiseren en de beleidsrentes werden weer positief.
Terug naar normaal?
Keren we na 2024 daarom terug naar normaal? Dat is de grote vraag en het eerlijke antwoord is dat we dit niet goed kunnen weten. Wel kunnen we een 'wat-als-scenario' maken.
Als de geopolitieke politieke situatie in de wereld stabiel blijft, dan lijkt een gedeeltelijke terugkeer naar het langdurige stagnatiescenario waarschijnlijk. De trends in de wereldeconomie van vóór COVID zijn namelijk niet gekeerd: vergrijzing, groeiende inkomens- en vermogensongelijkheid, vertraagde technische ontwikkeling en productiviteitsgroei, grote behoefte aan veilige beleggingen. Daardoor zullen rentes en inflatie laag zijn, net als de economische groei.
Het is niet aannemelijk dat rentes en inflatie weer zo laag worden als in 2019, want ondertussen hebben overheden veel hogere tekorten en zijn de wereldwijde investeringen – met name in de klimaattransitie – gestegen. Echter, de grootste onzekerheid is momenteel politiek. Als de geopolitieke situatie verslechtert, wat dan? Valt Poetin Europa aan? Valt China Taiwan binnen? Zou Amerika dit laten gebeuren mocht Trump onverhoopt weer aan de macht komen? Is Europa in staat om als een blok te opereren en zichzelf indien nodig te verdedigen?
Alvin Hansen – de Amerikaanse evenknie van John Maynard Keynes – is de bedenker van het idee van langdurige stagnatie – in een toespraak uit 1938 voor de American Economic Association. Zijn idee verdween uit het collectieve geheugen van economen, totdat Larry Summers het in 2013 oprakelde in een toespraak voor het IMF. Hansens voorspelling van langdurige stagnatie kwam niet uit. De oorzaak? Adolf Hitler begon de tweede wereldoorlog en de wereld kreeg te maken met een oorlogseconomie. De internationale handelsorde stortte in. Overheidsuitgaven werden aangejaagd door defensie. Arbeidsmarkten werden krap doordat mensen het leger in moesten. De kapitaalkosten stegen, net als rentes en inflatie.
Gaat dit nu weer gebeuren? Niemand die het kan voorspellen. Maar oorlogseconomieën worden wel gekenmerkt door weinig aanbod en veel vraag. Door grote schaarste. En maken daarom een einde aan langdurige stagnatie.
Economische problemen
Daarnaast kunnen ook dichter bij huis economische problemen ontstaan. De formatie vlot bepaald niet en de meeste van de formerende partijen zijn totaal niet serieus als het gaat om het op orde brengen van de Nederlandse economische structuur en het doorvoeren van deugdelijk macro-economisch beleid.
Van geen van de formerende partijen mag op basis van hun verkiezingsprogramma’s worden verwacht dat ze de problemen van Nederland gaan oplossen: van de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de klimaattransitie, tot aan het belastingstelsel, de toeslagen, het onderwijs, R&D en de infrastructuur.
Daarnaast maken minimaal twee van de formerende partijen – PVV en BBB – ook een potje van de overheidsfinanciën. In hun verkiezingsprogramma’s delen ze vooral gratis bier uit: extra uitgaven en lagere belastingen.
Maar de Nederlandse overheidsfinanciën gaan langzaam uit het lood slaan. Momenteel staan die er nog goed voor, maar dat wordt vooral geflatteerd door tijdelijke meevallers. Begrotingstekorten gaan de komende regeerperiode bij ongewijzigd beleid hoger worden dan 3 procent en die komen in de loop van de tijd uit boven de 5 procent. Veel geld dat nu op de plank blijft liggen zal worden uitgegeven, bij onderwijs, zorg en defensie. De rentelasten gaan stijgen. De vergrijzing slaat harder toe met meer uitgaven aan AOW en zorg tot gevolg. En de inflatie loopt hard terug.
Door groeiende politieke fragmentatie en polarisatie zijn politieke partijen niet meer in staat om economisch beleid te voeren dat politieke pijn doet, maar wel de Nederlandse economische structuur versterkt of de overheidsfinanciën verbetert. Alle politieke tegenstellingen worden afgekocht met miljarden belastinggeld.
Geen van de politieke partijen heeft doordachte en voldragen plannen om de grote hervormingsdossiers van Nederland aan te pakken.
De conclusies zijn daarom niet al te optimistisch
De komende jaren houden niet over. De economische groei zal matig zijn. Dat wordt mede gevoed door trage wereldhandelsgroei. De winstgevendheid van het bedrijfsleven zal daarom onder druk komen te staan. Niet alleen door tegenvallende afzetgroei, maar ook door hogere lonen, huren en kapitaalkosten. Verwacht mag worden dat die kosten in de nabije toekomst wel wat minder hard zullen stijgen. De economie maakt een zachte landing en renteverlagingen liggen in het verschiet.
Nieuwe bezuinigingen en lastenverzwaringen zouden verstandig zijn om de overheidsbegroting op orde te brengen, de krapte op de arbeidsmarkt te verminderen en inflatie te verlagen. Maar de vraag is of een komend kabinet daarvoor daadkrachtig genoeg is. Dat geldt ook voor de aanpak van structurele dossiers op arbeids- en woningmarkt, belastingstelsel en toeslagen, infrastructuur, onderwijs en R&D.
De grootse uitdaging is echter de enorme politieke onzekerheid in binnen- en buitenland. Niemand kan voorspellen hoe de geopolitieke ontwikkelingen zullen zijn. Zeker is – gezien de opkomst van populistische en autocratische regimes – dat politiek-economisch falen groter wordt, het economisch beleid slechter, en dat iedereen, huishoudens én bedrijven, zich daarop zou moeten voorbereiden.
Met dank aan prof. dr. Bas Jacobs
Hoogleraar economie en overheidsfinanciën VU Amsterdam
Gastspreker op onze themabijeenkomst 'Voortvarend verder in een onstuimige tijd' op 2 april 2024. Dit artikel is een samenvatting van zijn bijdrage die middag.